We moeten eilandjes-werken in de huisartsenzorg aanpakken

'Vanwege mijn bestuursfunctie bij Cohaesie, met portefeuille arbeidsmarkt en werkdruk, ben ik natuurlijk bovenmatig met het capaciteitsvraagstuk bezig. Ik heb in bijna 20 jaar enorm veel zien veranderen.'

Gesprek met Boris Koerts (55)
Huisarts in Spijkenisse (Huisartsenprakijk Herman Gorterhof)

'In 2005 rolde ik een praktijk binnen, bijna letterlijk. Mijn voorganger stopte er vrij abrupt mee, omdat hij de veranderingen in het zorgstelsel, met name de financiering (januari 2006), totaal niet zag zitten. Ik was pas een half jaar klaar met mijn opleiding maar hoefde er niet al te lang over na te denken. Dat is nu echt wel anders. De vacature voor een vierde maat in onze praktijk staat al even uit. Ik begrijp de aarzelingen eerlijk gezegd maar gedeeltelijk. Ik snap dat waarnemen in het begin van iemands carrière aantrekkelijk is, het geeft veel vrijheid. Maar we zijn denk ik allemaal huisarts geworden omdat we met onze patiënten een diepergaande band willen en kunnen opbouwen door hen vaker, over een langere periode en vooral ook in de thuissituatie te zien en te spreken. Dat kan alleen wanneer jij als zorgverlener die rol pakt. Dat lukt je niet als waarnemer.

Nieuwe werkvormen

Huisartsen bestieren eigenlijk kleine eilandjes, zeker op Voorne-Putten. Er zijn relatief veel solo- en duopraktijken die met de hagro’s een goede overlegstructuur hadden. Maar het verdelen van diensten is nu op de post prima geregeld. Via de hagro regelen we nog ziekte- en vakantieopvang. Maar de onderlinge samenwerking is erg beperkt, is de hagro nog relevant genoeg?

In Spijkenisse was en is dat niet anders. Tot vorig jaar waren er meerdere FTO-groepen binnen Spijkenisse actief, meestal opgezet vanuit de hagro's. Vorig jaar zijn we met een Spijkenisse-breed FTO gestart. Na ieder overleg maken we tijd om met de aanwezige huisartsen andere, relevante onderwerpen te bespreken. Dit doen we zo'n zes keer per jaar. Dat schakelt prettig efficiënt.

Die eilandjescultuur moet echt anders, meer samenwerking is de enige oplossing. Wellicht ook zijn we eraan toe om anders te kijken naar praktijkeigenaarschap en samenwerkingsvormen. Wat denk je bijvoorbeeld van een huisartsencollectief dat eigenaar is van een paar grotere locaties. Daar werken de praktijkhouders, maar ook huisartsen in dienst of in andere constructies, zoals met PA’s, VS’en en basisartsen. Het scheelt een hoop dubbele managementtaken. Daarnaast kun je elkaar makkelijker bij uitval of calamiteiten opvangen, zowel dokters, POH-ers als doktersassistenten kunnen invallen op een andere locatie. Dan zijn we een stuk minder kwetsbaar.

Gevarieerde carrière

Als we toch wilde ideeën op tafel leggen: waarom niet negen maanden werken op de dagpraktijk en drie maanden waarnemen in een andere regio? Of in het buitenland. En wie zegt dat je tot je pensioen in de praktijk moet blijven? Dat is ook niet meer van deze tijd. Het vooruitzicht om na 5, 10 of 20 jaar iets anders te gaan doen kan heel aantrekkelijk zijn. Dan moeten we dus niet alleen kijken naar toetreden maar wellicht ook naar mogelijkheden om makkelijker uit te stappen. In een grotere structuur is dat een stuk eenvoudiger te realiseren.

Ik denk dat er meer mogelijk is dan we nu denken. Daarvoor moeten ideeën op tafel komen en deze er niet direct weer vanaf vegen. Laten we onderzoeken wat wel of niet kan en Cohaesie kan daar de regie in nemen. Ik hoop dat iedereen die werkzaam is in onze regio beseft dat er iets heel duidelijk anders moet om verder te kunnen en zich daar ook voor gaat inzetten.

Regionale oplossingen

Regionale samenwerking wordt steeds belangrijker omdat er heel veel op ons, maar ook op andere zorgpartijen en het sociale domein, afkomt. Denk aan de driedubbele vergrijzing, het tekort aan personeel in alle sectoren en de forse stijging van de zorgvraag, dat kunnen we niet langer als losse eilandjes bolwerken. Daarnaast is het fijn (en nodig) om meer zeggenschap en slagkracht te hebben richting zorgverzekeraars, de overheid en gemeenten, zodat wij de regie houden.'